De uitrusting van de soldaten in de eerste wereldoorlog veranderde vaak en verschilde per land heel erg. Een voorbeeld hiervan zijn de gasmaskers, die pas geïntroduceerd werden toen er al meerdere gasaanvallen waren geweest. Een andere grote verandering zijn de helmen, toen de oorlog net begon het elke soldaat een muts, maar toen de loopgraven ontstonden, werd duidelijk dat bescherming van het lichaam weinig zin had, behalve je hoofd, want je moest steeds over de rand kijken, dus toen kwamen er stevige helmen voor de soldaten van meerdere landen. Een groot verschil in de landen was de luxe, een Franse soldaat had een luxere uitrusting dan een Duitse, omdat Duitsland gewoon zo snel en goedkoop mogelijk veel manschappen nodig hadden, en niet alles konden betalen. Verder had bijna elke soldaat van elk land een schepje, zodat ze schuttersputjes konden graven, waar ze in konden schuilen als ze even niet aan het aanvallen waren. Deze putjes waren er uiteindelijk zoveel dat de soldaten ze gingen verbinden, zo ontstonden de loopgraven. Vandaar de term loopgravenoorlog. Hiervan kwamen de situaties van; we zitten allemaal in een ondergrondse gang, en we moeten er straks uit om neergeschoten te worden. Dit fenomeen wordt ook wel 'Over the top' genoemd. Hieronder zie je een paar uitrustingen, de eerste is van Franse soldaten, de tweede is van Duitse soldaten aan het begin van de oorlog, en de derde is van Schotse soldaten.